Toen Brennabor het symbool was voor fietsen
Het moet wel liefde op het eerste gezicht zijn geweest: toen de gebroeders Reichstein voor het eerst een hoge bi (penny-farthing) zagen, waren ze meteen verkocht. Hoewel hoge bi’s destijds nog werden gezien als pure sportmachines en geen algemeen vervoermiddel, leidde hun fascinatie voor dit nieuwe voertuig ertoe dat de broers uit Brandenburg zelf fietsen begonnen te importeren en verkopen. Op dat moment konden ze nauwelijks vermoeden dat ze een van de meest succesvolle en indrukwekkende merkverhalen in de Duitse geschiedenis hadden gelanceerd, een verhaal dat vandaag de dag maar door weinigen wordt gekend.
Het begon allemaal met een kleine mandenmakerij in het hart van Brandenburg. Bedrijfsoprichter Carl Friedrich Eduard Reichstein verdiende goed geld met de productie van manden en allerlei soorten rotan meubels. Sinds 1835 was hij als meester-mandenmaker zelfstandig ondernemer. Het lag dus voor de hand dat zijn zonen het vak zouden leren en het bedrijf van hun vader succesvol zouden voortzetten. Na een bezoek aan een kinderwagenfabriek in 1868 besloten de gebroeders Reichstein ook kinderwagens te produceren, uiteraard met de materialen waar ze bekend mee waren. Zo voegden ze een timmerwerkplaats, een wagenmakerij, een slotenmakerij en een smederij toe aan hun mandenmakerij. Dit stelde hen in staat om de complete productie van kinderwagens in eigen huis te doen. De zaken gingen goed en binnen drie jaar groeide het aantal werknemers tot meer dan 300.
Toen de eerste hoge bi’s in Europa verschenen, begonnen de gebroeders Reichstein losse onderdelen uit Engeland te importeren, deze in Brandenburg te assembleren en vervolgens te verkopen. In die tijd was dit nog slechts een hobby, omdat hoge bi’s zeer gespecialiseerde sportapparaten waren die veel vaardigheid vereisten – en ook behoorlijk gevaarlijk waren. Vooral een val over het stuur, waarbij men met het hoofd eerst viel, was zeer gevreesd, omdat dit soms ernstige verwondingen kon veroorzaken. In Engeland kreeg de hoge bi hierdoor de bijnaam “Header”, in Denemarken noemden ze het de “Væltepeter”.
Geleidelijk aan begonnen de broers hun eigen hoge bi’s te produceren, aanvankelijk alleen in losse onderdelen, maar uiteindelijk ook als complete fietsen. Met een prijs die, naar huidige maatstaven, ongeveer hetzelfde was als een kleine auto, was de hoge bi meer een status symbool voor rijke snobs dan een vervoermiddel voor de gewone man.
Dit veranderde abrupt met de komst van lagewielers, ook wel “Rovers” genoemd. De Rovers waren geschikt voor dagelijks gebruik en, hoewel ze nog steeds dure producten waren, waren ze betaalbaar voor het grote publiek en bovendien veel makkelijker te rijden. De broers herkenden meteen de tekenen des tijds en, dankzij hun uitstekende productieomstandigheden, konden ze snel beginnen met de productie van fietsen.